Digital Command Control

Digital Command Control (DCC) is een genormeerd systeem voor modelbaanbesturing.

Via slechts twee draden wordt zowel de energie als de besturing geleverd. Met DCC kunnen vele treinen (locomotieven) in één elektrisch circuit (dus op dezelfde rails) onafhankelijk van elkaar bestuurd worden. In navolging van de logische uitbreidingen, zoals besturing van wissels, seinen, bruggen en kranen, kan het systeem ook gebruikt worden om andere apparaten te besturen.

Het DCC-protocol is gedefinieerd en wordt onderhouden (met uitbreidingen e.d.) door de National Model Railroad Association (NMRA). NMRA heeft DCC gedeponeerd als handelsmerk.

Werking

Een kort voorbeeld van een DCC-signaal, dat laat zien hoe de informatie gecodeerd is

Een DCC-commandostation zet een digitale elektrische spanning op de rails, waarvan de polariteit steeds wisselt. Een locomotief of ander op de rails aangesloten apparaat gebruikt een DCC-decoder om de adres- en commandocodes in deze spanning te herkennen. De geregelde of geschakelde spanning wordt in een locomotief gebruikt om de motor te laten draaien, de verlichting te laten werken, geluiden te maken, te ontkoppelen, enzovoorts. Een ander apparaat aangesloten op een DCC-decoder kan het bijbehorende gewenste gedrag vertonen, bijvoorbeeld: een wissel kan omgaan, een sein kan oplichten, een overweg kan open- of dichtgaan.

Er staat dus constant spanning op de rails, maar een locomotief of ander apparaat werkt pas als een commando is ontvangen.

De spanning die het DCC-commandostation op de rails zet, is een bipolaire gelijkspanning, een gemoduleerde blokgolf. De spanning in de ene rail is dus (bijvoorbeeld) +15 volt ten opzichte van de andere rail, of -15 volt en wisselt zeer snel van de ene polariteit naar de andere en weer terug. Dit kan gebruikt worden om energie van het DCC-commandostation naar de DCC-decoder te voeren, vanwaar het naar de motor, lampen, etc. gaat. De modulatie bestaat hieruit dat de fasen met +15 volt en -15 volt een bepaalde tijd duren, zoals in de DCC-norm is vastgelegd (ook de toelaatbare afwijkingen in tijd zijn precies beschreven).

Protocol

Norm S-9.2 beschrijft welke betekenis aan de enen en nullen moeten worden toegekend. In grote lijnen komt het hier op neer dat er een synchronisatiemethode is gedefinieerd (waar de eerste commandopakketten beginnen na een start of herstart) en pakketten met een startbit, een adresbyte en een of meer commandobytes gevolgd door een eindebit. De betekenis van de commandobytes kan gevarieerd en uitgebreid worden en dat gebeurt ook. Er is een minimale set met basiscommando´s die alle DCC-decoders moeten herkennen (anders mogen ze de naam DCC niet dragen). Voor de meer geavanceerde commando's zijn er aanbevelingen (Recommended Practices). Desondanks is er enige wildgroei: sommige fabrikanten proberen klanten te lokken en binden met merkspecifieke uitbreidingen.

Nullen en enen worden niet, zoals bij de Baudotcode, verstuurd met een respectievelijk positieve en negatieve spanning maar met een spanning die snel respectievelijk langzaam verandert. Een puls van 58 μs positief en 58 μs negatief is een logische 1 en een puls van minstens 100 μs en 100 μs is een logische 0. Een DCC-commandostation heeft dus circa 116 μs nodig om een 1 te versturen en minstens 200 μs voor een 0. Een opdracht duurt, afhankelijk van het aantal bytes en het aantal nullen versus enen, circa 2,5 ms.

Een opdracht wordt voorafgegaan door een preambule van minstens 14 enen. In baudotterminologie betekent dat dat er 14 stopbits zijn. In de ruststand is het aan te bevelen reeds gegeven opdrachten te herhalen. Een opdracht heeft de volgende vorm. Er is één adresbyte, het aantal databytes kan verschillen. Na het laatste databyte komt een checksum van acht bits, de xor van adres- en databytes.

Preamble
minstens 14 enen
startbitadresbyte
8 bits
scheidingdatabyte
8 bits
scheidingdatabyte
8 bits
scheidingchecksum
8 bits
stopbit
11 1111 1111 111100001 010000100 0110 00011 001100110 00011

Geschiedenis

Het DCC-systeem werd oorspronkelijk ontwikkeld door Lenz Elektronik GmbH in de jaren tachtig voor twee fabrikanten, Märklin en Arnold. Het eerste systeem dat door Lenz werd geproduceerd, verscheen op de markt in het voorjaar van 1989 voor Arnold (N) en midden 1990 voor Märklin (Z, H0 en 1).[1] Märklin en Arnold zegden de overeenkomst op wegens problemen met de octrooien, maar Lenz ging verder met ontwikkelen. In 1992 onderzocht Stan Ames het systeem als een mogelijke kandidaat voor een NMRA-norm. Na rijp beraad besloot een commissie het systeem van Lenz in licentie te nemen en uit te breiden. Later werd de naam DCC erop geplakt. Het voorstel voor een norm werd gepubliceerd in het tijdschrift Model Railroader van oktober 1993.

In 2006 begon Lenz, samen met Kühn, Zimo en Tams, te werken aan een uitbreiding van het DCC-protocol om communicatie mogelijk te maken van de decoders naar het commandostation. Dit terugvoerkanaal, dat gebruikt kan worden voor bezetmeldingen of de werkelijke snelheid van een trein, heeft de naam Railcom en werd genormeerd in 2007 als NMRA RP 9.3.1.

Zie de categorie Digital Command Control van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.