De knollengaard

Tom Poes en de knollengaard (in boekuitgaven/spraakgebruik verkort tot De knollengaard) is een verhaal uit de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Het verhaal verscheen voor het eerst op 10 december 1954 en liep tot 8 februari 1955. Het thema is de boomstam als stamboom.

Het verhaal

Tom Poes en heer Bommel besluiten te gaan picknicken in het Donkere Bomen Bos. De rugzak hangt zwaar op de rug van de jonge vriend, terwijl heer Bommel een wandelstok vasthoudt. Aan het eind van het voorgaande verhaal,[1] was hij begonnen de boleet te bestuderen en nu wil hij de studie van deze paddenstoelen en ander zeldzame gewassen in de vrije natuur voortzetten. Tom Poes wil stoppen bij een meertje, waar ze ontdekken dat Wammes Waggel nog steeds de veerman is in dit stuk van het Donkere Bomen Bos.[2] Zijn lekke boot zinkt midden op het meer. Vanwege de natte picknickzak komen ze op hun voedselzoektocht in een vreemde tuin met vruchten. De gaardenier waarschuwt tegen vetten en zetmeel en geeft de twee vrienden uiteindelijk smakeloze, doch voedzame knollen te eten.

Vervolgens laat de tuinman boomstammen als stambomen zien. Als voorbeeld de hoge boom van het geslacht van de Markies de Canteclaer van Barneveldt, die niet sterk genoeg is voor zijn hoogte. De stamboom van Bommel valt tegen. Een lage knoest met een enkel omhoogstekend takje. Na een slijkbehandeling om de wortel is de boom nu wel stevig maar klein van stuk. Heer Bommel ziet nu ook een hoge vruchtboom, waar hij graag mee wil wisselen. Geld speelt hierbij geen rol! De gaardenier heeft wel bezwaren tegen het wisselen van stamboom, want men kan immers niet zomaar zijn afstamming veranderen. Heer Bommel ziet het wat anders omdat zijn goede vader altijd zei dat een heer zichzelf bouwt. Want niet de afkomst is belangrijk, maar wat men er van maakt. Kortom heer Ollie ontfutselt hem een (twist)appel als stamboomverbeteraar. De tuinman wijst hem nog wel op de historische narigheid veroorzaakt door appels. Thuisgekomen plant de kasteelheer deze appel onmiddellijk in zijn tuin, na het advies te hebben gekregen te planten op de wind en in de zon, want het is een hooggroeier.

De volgende dag staat er tot verbazing van Tom Poes reeds een flinke appelboom en bovendien komt ambtenaar Dorknoper binnenwandelen om een ambtelijke vergissing aan te kondigen. Heer Bommel blijkt erfgenaam te zijn van de Hertog van Bommelergaard. Het betreft de titel maar ook de aanpalende landgoederen. Maar aan de toekomstige hertogtitel zitten nog wel de daarmee samenhangende openstaande successierechten vast. De ambtenaar eerste klasse biedt nogmaals zijn verontschuldigingen aan, maar die zijn niet besteed aan heer Bommel. Hij is nu opeens een adellijke heer van stand. Heer Bommel wijst zijn jonge vriend op het nut van het verbeteren van zijn stamboom.

Maar de nog levende Hertog van Bommelergaard komt boos de tuin van zijn nieuwbakken oudste neef instormen, zodat de ambtenaar eersteklas een tweede vergissing moet opbiechten en ruw naar buiten wordt geworpen. De langsrijdende burgemeester Dickerdack neemt het deze keer niet voor zijn topambtenaar op. De burgemeester vindt een ambtelijke fout een tiendubbele fout, die meestal niet meer is goed te maken. Hij acht Dorknoper verantwoordelijk, omdat die de hoogste ambtenaar is. Maar de opduikende Hertog bedreigt de burgemeester, omdat die nu eenmaal de hoogste is en dus de verantwoordelijkheid draagt. Heer Bommel blijft zitten met een titel als Jonker en een onmogelijke logé.

De Hertog neemt het kasteel over van heer Bommel en Joost, waarop ook de nieuwe neef Generaal Bastiaen van Bommelergaard met nieuwe nicht Suzanna zich komen melden als gasten. Deze laatste twee en de Hertog krijgen vreselijke ruzie over de rechten op slot Bommelstein. Het gaat nu om de erfenis van heer Bommel. Alles wat hij zijn vader hem heeft nagelaten, behoort toe aan de Hertog van Bommelergaard. De vader van heer Bommel had namelijk nog een oudere broer.[3] Heer Bommel heeft zijn ruitjesjas dan al afgelegd voor een zwart jacquet met onderscheiding en de blote Tom Poes krijgt een zwart strikje toegeworpen, dat staat gekleed.

Tom Poes gaat terug naar de gaardenier, maar die zegt dat Bommel zelf moet komen. Als troost krijgt hij wat vrolijke noten mee. Inmiddels draait de raadsman van de Hertog heer Ollie de duimschroeven aan, want de erfenis van heer Bommels vader behoort toe aan de Hertog van Bommelergaard. De raadsman zet het gesprek buiten voort met de weer langskomende Dorknoper. De vreselijke ruzie die ontstaat tussen die twee lost Tom Poes tijdelijk op met vrolijke noten. Maar het lachen verstomt weer door het hardhandig ingrijpen van de Hertog. Bovendien komt commissaris Bulle Bas heer Bommel gijzelen wegens successiebelastingschuld. De strijdende partijen, de Hertog en ambtenaar Dorknoper, zijn het er wel over eens geworden dat heer Bommel die moet betalen.

Omdat heer Bommel inmiddels al had toegegeven dat hij nooit aan een nieuwe stamboom had moeten beginnen en Tom Poes had bedankt voor zijn hulp, gaat Tom Poes wederom naar de gaardenier. Hij krijgt een wilde wingerd mee om Bommel uit de gevangenis te bevrijden wat hem lukt. Achternagezeten door Bulle Bas, brigadier Snuf en politiehond Iwan de Verschrikkelijke[4] weten ze de geheimzinnige tuinman te bereiken door de veerboot van Wammes Waggel te mijden, waarin de achtervolgende politiemacht schipbreuk lijdt. Heer Bommel krijgt de opdracht in de aangewezen appelboom te klimmen en de hoogst hangende appel der zelfkennis op te eten. Bij het zien van de twee aanstormende politiemannen bijt de kasteelheer op het laatste moment door de zure appel heen en stort redelijk zacht op de wetsdienaars ter aarde. Bij het terugwandelen naar Bommelstein, slaat de bliksem ergens in. Ze treffen daarna Joost aan bij de zojuist getroffen twistappelboom.

Terug in het kasteel beschuldigen de Hertog en zijn raadsman heer Bommel van oplichting, want Bommel is geen familie. Door een open raam mengt ook de ambtenaar eerste klas zich weer in de ruzie. Alles berust simpel op een ambtelijk misverstand. De vergissing bij de burgerlijke stand was hierop gebaseerd. Er is derhalve nooit sprake van enigerlei vergissing geweest. Heer Bommel is al die tijd gewoon Olivier B. Bommel geweest en geen Jonker. Hierop storten de Hertog en zijn raadsman zich buiten op de plichtsgetrouwe ambtenaar. De volgende morgen komt de burgemeester heer Bommel bedanken dat hij niet naar de rechter is gestapt na al wat hem is overkomen uit naam van de overheid. De ambtsdrager noemt de houding van de kasteelheer 'breed en sportief'. Heer Bommel laat tevreden de opgeluchte burgemeester uit. Buiten het bordes staat ambtenaar Dorknoper. Het laatste woord is voor hem. Hij licht beleefd de hoed met zijn rechterarm in een mitella, bandages op het hoofd en spreekt de slotzin uit:

"De ambtenaar is toch altijd degene die de klappen krijgt."

Voetnoot

  1. De doffe Doffer
  2. Zie voor een eerste optreden van Wammes Waggel het verhaal Het monster-ei. Hij vertelde daar dat hij veerman van huis uit is.
  3. De raadsman van de Hertog beroept zich op een privilege, dat is geschonken door Keizer Frits de Eenvoudige. Erfenissen vallen altijd toe aan de oudste zoon. Heer Bommel citeert zijn vader, die hem placht te vertellen: "Ollie jongen, wat van mij is is van jou".
  4. De eerste en enige keer dat de Rommeldamse politie de hondenbrigade inzet!
Voorganger:
De doffe Doffer
Bommelsaga
10 december 1954 - 8 februari 1955
Opvolger:
Het slaagsysteem
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.