Daar was laatst een meisje loos
Daar was laatst een meisje loos is een Nederlands volksliedje dat in de 20e eeuw ook wel als kinderliedje in zwang is gekomen.
Achtergrond
Het liedje verwijst naar een verschijnsel dat in de 17e en 18e eeuw veelvuldig voorkwam, namelijk dat vrouwen en meisjes zich als man verkleedden om aldus als matroos aan te monsteren op een zeilschip. Overigens namen ze aldus ook wel dienst in het leger.
In de archieven werden -alleen al in de Republiek der Nederlanden- vele tientallen van deze gevallen gedocumenteerd en het gaat hierbij dan enkel nog om de gevallen die ontdekt werden. De gevallen die niet ontdekt werden bleven uiteraard ongedocumenteerd.
Het liedje moet al eeuwenlang populair zijn geweest, getuige de vele versies die ervan in omloop zijn geweest. Het loze (ondeugende) meisje ging -aldus het liedje- varen maar ondervond daarbij tegenslagen. Ze verrichtte haar werk niet naar behoren en moest bij de kapitein komen, waar ze een pak ransel kon verwachten, waartoe ze haar bovenlijf diende te ontbloten. Daarbij kwam het bedrog natuurlijk uit, waarop ze, met haar vrouwelijke charmes, de kapitein op andere gedachten wist te brengen. Dit alles leverde uiteindelijk onder andere een jong matroosje op.
Het liedje werd voor het eerst gedocumenteerd in 1775. Door Marius Adrianus Brandts Buys sr. werden in 1875 vijf coupletten gepubliceerd. Hij heeft daarnaast een tweetal coupletten weggelaten daar hij ze door eene ruwe woordenkeus ongeschikt achtte voor publicatie. Andere -goedkopere- boekjes met een wat minder stichtelijk doel (zoals Het vrolijke Bleekersmeisje en De Geldersche Nachtegaal) brachten echter wel degelijk alle elf coupletten.
Een gezongen versie van 1967
|
Als kinderliedje
|