Cornelius van Coll


Cornelius van Coll (Nuenen, 1842- Paramaribo, 1922) was een Nederlands, rooms-katholiek geestelijke en schrijver. Hij werkte als missionaris in Suriname en schreef over de Surinaamse bevolkingsgroepen.

Cornelius van Coll
Priester van de Rooms-Katholieke Kerk
Geboren1842
PlaatsNuenen
Overleden1922
PlaatsParamaribo
Wijdingen
Priester1871
Portaal    Christendom
Suriname

Van Coll werd geboren in het Noord-Brabantse Nuenen in 1842. Hij volgde een opleiding aan het Seminarie in Den Bosch. In 1869 trad hij toe tot orde der redemptoristen te St. Truiden. In 1871 werd hij als missionaris naar Paramaribo uitgezonden. Daar werd hij in december 1871 tot priester gewijd. Van Coll werkte vanuit diverse missieposten in Suriname. Vijftig jaar van zijn leven bracht hij in het land door, waarvan een groot deel in het binnenland onder de inheemsen (“indianen”) en de marrons (“bosnegers”). Zijn uitvaart in 1922 vond plaats in de kathedraal van Paramaribo en hij werd aldaar op de rooms-katholieke begraafplaats begraven.[1]

Schrijverschap

Pater van Coll schreef met respect over de oorspronkelijke bewoners van Suriname en de marrons (gevluchte slaven). Voor een 19e-eeuwse missionaris had hij een moderne blik op de mensen die door zijn tijdgenoten meestal als ‘minderwaardig’ en ‘achterlijk’ werden beschreven. Van Coll's eerste werk was de 'Beknopte Geschiedenis der Katholieke Missie in Suriname', dat in 1884 verscheen. Dit schreef hij in opdracht van Schaap, zijn bisschop, op basis van niet gepubliceerde aantekeningen van pater Adrianus Bossers, een collega-redemptorist. Twee jaar later schreef van Coll 'Zeden en Gewoonten der Indianen in onze Nederlandsche Kolonie Suriname' (1886). Ook verschenen er in kranten en tijdschriften artikelen van zijn hand. In 1903 verscheen zijn boek 'Gegevens over land en volk van Suriname', bestaande uit drie delen: 'Suriname’s oorspronkelijke bewoners','De Boschnegers' en 'Guiana en omwonende Bevolking'. Van Coll refereert in zijn werk diverse malen naar andere 'antropologische' auteurs zoals Scoles, Vlier, Kappler, Focke, Creveaux en zelfs Bonaparte. Scoles (1834-1896) schreef 'Sketches of African and Indian Life in Britisch Guiana', 1885. Vlier (1828-1908) is de auteur van het eerste schoolboek in Suriname: 'Beknopte geschiedenis der kolonie Suriname, voor de meer gevorderde jeugd', Amsterdam, 1863.

'Indianen' en 'Negers'

De missionaris-schrijver Van Coll onderscheidt zich van andere auteurs uit zijn tijd door de term ‘indianen’ af te wijzen. De inheemsen beschouwden zichzelf namelijk niet als wilden en noemden zich in het Karaïbisch Kalienja of in het Arrowaks Loekoenoe wat zoveel betekent als ‘mensen’. De Europeanen heeten Paranokili wat zoveel betekent als ‘mannen van over het water’. De auteur beschrijft onder meer dat veel oorspronkelijke bewoners het "neger-engelsch" beheersen. Zij hebben die taal nodig om met de andere bevolkingsgroepen in Suriname te communiceren, waaronder niet in het minst met de andere indiaanse stammen. Volgens van Coll verschillen de indiaanse talen namelijk onderling soms evenveel als het Nederlands van het Hebreeuws. Van Coll heeft ook aandacht voor de rol van de vrouw en beschrijft de dorpen, huizen, huisraad, voeding, kleding en de jacht. Hoewel vanuit katholiek-europees perspectief heeft Van Coll ook substantieel bijgedragen aan de geschiedschijving van de marrons. Zo beschrijft hij het ‘negerdorp’ Kamp van Broos. Dit dorp werd gesticht door Tata Koekoedabi, gevlucht van plantage Rac à Rac. Zijn vrouw heette Alathia. Zij was gevlucht van plantage Chatillon en had daarvan zaairijst meegenomen. Zonder Van Coll zouden deze mensen geheel vergeten zijn. Van Coll beheerste het Sranan en de taal van de Karaïben. In 1887 liet hij in Nederland een catechismus in die talen drukken. Ook schreef hij artikelen over Suriname in Anthropos, een etnologisch tijdschrift dat in Wenen werd uitgegeven. Dit waren artikelen in het Frans en in het Duits. Van Coll sprak in zijn teksten steeds van ‘bij ons in Suriname’. De kranten schreven bij zijn overlijden dan ook dat pater Van Coll een ‘waar en oprecht vriend van Suriname’ was en een 'belangeloos werker ten bate van dit land'.[2]

Bibliografie

  • Open brief aan den heer J. F. A. Cateau van Rosevelt, lid van den Raad van Bestuur van Nederlandsch Guiana ... Paramaribo, Morpurgo, 1880
  • Beknopte geschiedenis der katholieke missie in Suriname, door een pater redemptorist, Uitgegeven ten voordele dier missie en meer bepaald der R.K. weeshuizen aldaar, Gulpen, M. Alberts, 1884 (Samenvatting van niet verschenen werk van A. Bossers CssR met een inleiding door bisschop W. Wulfingh CssR)
  • Zeden en gewoonten der indianen in onze Nederlandsche Kolonie Suriname, Gulpen, M. Alberts, 1886
  • Sanimee karetaale: kalienja Kapoewà itoorikó-mé, Gulpen, 1887 (De Kleine Catechismus van het bisdom Haarlem in het Kalienja of Surinaams-Caraïbisch)
  • Katholiek verweer op Hernhutter aanval, Paramaribo, J. Timmerman, 1903
  • Gegevens over land en volk van Suriname, 's-Gravenhage, Martinus Nijihoff, 1903
  • Matrimonia Indigenarum Surinamensium, In: Anthropos, revue internationale d'ethnologie et de linguistique No. 2 (1907), p. 40-42
  • Contes et légendes des Indians de Surinam, Wien, Verl. der Mechitharisten-Buchdruckerei, 1908
  • Brieven van C. van Coll aan Claudius Henricus de Goeje (1879-1955), Paramaribo, Jaar? (Gedrukt boek, betreft brieven periode 1911-1915)
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.