Contiguïteit

Contiguïteit betekent in het algemeen een rechtstreekse samenhang tussen twee of meer zaken, berustend op een continuüm van tijd en/of ruimte. Het begrip werd voor het eerst beschreven door Aristoteles in diens wetten van associatie, waarin hij o.a. een "wet van contiguïteit" veronderstelde.

Voorbeelden

Enkele (willekeurige) voorbeelden van op contiguïteit berustende relaties zijn:

  • de grens tussen twee aangrenzende landen
  • de grens tussen twee aangrenzende vertrekken
  • verschillende genen die met elkaar zijn verbonden
  • de onderling verbonden en met elkaar communicerende delen van een computer of computergeheugen.

Specifieke betekenissen

Contiguïteitsrelaties tussen de afzonderlijke deeltjes binnen materialen spelen een belangrijke rol in de natuurkunde, bijvoorbeeld bij het bepalen van microstructuren.[1]

In de psychologie ligt contiguïteit aan de basis van priming. Hierbij worden verschillende delen van het geheugen dankzij hun onderlinge interactie gelijktijdig geactiveerd bij het waarnemen van iets dat een nauwe band met iets anders heeft, zoals een mes en een vork, een deur en een kamer, een wiel en een auto of fiets enz.

In de taalkunde vormen contiguïteitsrelaties de basis voor enkele stijlfiguren, in het bijzonder de metonymie en de hieraan nauw verwante synecdoche. Contiguïteit speelt daarentegen over het algemeen geen rol bij het maken van metaforen, omdat bij deze stijlfiguur de vergelijking op basis van andere criteria dan die welke op contiguïteit berusten wordt gemaakt.

Zoek contiguïteit op in het WikiWoordenboek.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.