Caupedactylus

Caupedactylus ybaka is een pterosauriër, behorend tot de Pterodactyloidea, die tijdens het vroege Krijt leefde in het gebied van het huidige Brazilië.

Vondst en naamgeving

Het Museu Nacional, Universidade Federal do Rio de Janeiro verwierf van een illegale fossielenjager een kalkknol met daarin een pterosauriërskelet, naar verluidt gevonden tussen Nova Olinda en Santana do Cariri.

De typesoort Caupedactylus ybaka is in 2013 benoemd en beschreven door Alexander Kellner. De geslachtsnaam verbindt de naam van de godin der schoonheid van de Tupi, Caupe, met het Oudgriekse δάκτυλος, daktylos, "vinger", een gebruikelijk achtervoegsel in de namen van pterosauriërs. De soortaanduiding ybaka betekent "hemelbewonend" in het plaatselijke Tupinambá.

Het fossiel van Caupedactylus, holotype MN 4726-V, is vermoedelijk in het Araripebekken gevonden in een laag van de Romualdoformatie die dateert uit het Albien, ongeveer 110 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een gedeeltelijk skelet met schedel en onderkaken, rechterschoudergordel, linkerravenbeksbeen, het borstbeen, het rechteropperarmbeen en de bovenkant van het eerste kootje van de rechtervleugelvinger. Het betreft een volwassen exemplaar, wat uitzonderlijk is voor vondsten in deze formatie. Het skelet werd door een zuurbad grotendeels van de omringende kalksteen gezuiverd.

Beschrijving

Grootte en onderscheidende kenmerken

De vleugelspanwijdte van Caupedactylus werd door Kellner geschat op 3,3 meter. Dat maakt het de grootste tapejarine die bekend is. De schedel is ongeveer zesenveertig centimeter lang, gemeten van de snuitpunt tot het achterste schedeldak en veertig centimeter over de onderrand.

Caupedactylus heeft enkele unieke kenmerken. Verschillende daarvan zijn autapomorfieën. De snuit wordt bekroond door een schedelkam op de middenlijn van de praemaxilla die naar voren en achteren uitsteekt. De snuitpunt is naar beneden gekromd waarbij de onderrand van de schedel licht hol wordt. De gepaarde snuitpunten zijn niet gescheiden. De opgaande tak van het jukbeen richting traanbeen is sterk hellend met een hoek van 115°. In de achterkant van het verhemelte bevindt zich een verkleind spleetvormig fenestra postpalatina. Het quadratum helt 150° naar achteren ten opzichte van de onderrand van de schedel. Het basisfenoïde van de onderste hersenpan heeft geen afhangende uitsteeksels. Het basisfenoïde raakt het venster tussen de pterygoïden niet. De achterste helft van de onderrand van de voorste vergroeiing van de onderkaken is dik, een licht bol oppervlak vormend.

Skelet

Caupedactylus heeft grote tandeloze kaken. De grote en druppelvormige schedelopening, de fenestra nasoantorbitalis, is hoog geplaatst. De snuitkam is niet extreem hoog en heeft vermoedelijk een bol profiel: de top is niet bewaard. De voorrand van de kam loopt wel vrij steil op. De dalende achterrand loopt vermoedelijk door over het voorhoofdsbeen, tot over het achterhoofd naar beneden buigend. De kam is zeer dun: bovenaan maar een halve millimeter dik. De snuitpunt heeft geen scherpe onderrand. De aanhechtingsvlakken op de schedelwand voor de zijkanten van de kam tonen diepe adergroeven, volgens Kellner een teken dat de kam gebruikt werd om de lichaamstemperatuur te reguleren. Bij het fossiel is het verhemelte goed bewaard gebleven. Het grote verhemeltebeen heeft geen middenrichel en vormt de voorkant van de interne neusgaten, de choanae, en de fenestra postpalatina. Behalve de laatste opening is er een secundair venster ter hoogte van het slaapvenster. Dit is een zeer basaal kenmerk dat verder van geen enkele pterodactyloïde bekend is. Het verhemelte lijkt aan te tonen dat de traditionele interpretatie van die zone de correcte is en niet een alternatieve interpretatie door Ösi uit 2009 waarin gesteld werd dat de voorste delen van de verhemeltebeenderen, de ossa palatina, in feite de interne vleugels van de bovenkaaksbeenderen zouden vertegenwoordigen.

De onderkaak is eenenveertig centimeter lang. De voorste symfyse maakt daarvan 265 millimeter uit. De voorkant draagt een lage kiel op de onderzijde. De bovenzijde van de voorkant is niet scherp. De achterzijde van de onderkaak ligt lager zodat het bovenprofiel een trede toont. De onderkaak sluit mooi bij de bovenkaak aan; verwanten hebben soms een duidelijke gaping.

Het opperarmbeen heeft een geschatte lengte van 175 millimeter.

Fylogenie

Caupedactylus is in 2013 binnen de Tapejaridae in de Tapejarinae geplaatst zij het zonder exacte kladistische analyse.

Literatuur

  • Alexander W. A. Kellner, 2013, "A new unusual tapejarid (Pterosauria, Pterodactyloidea) from the Early Cretaceous Romualdo Formation, Araripe Basin, Brazil", Earth and Environmental Science Transactions of the Royal Society of Edinburgh 103(3–4): 409-421 DOI: 10.1017/S1755691013000327
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.