Bedrijfsarts (Nederland)

Een bedrijfsarts in Nederland heeft, sinds 1994, het gezag te bepalen of er een ziekte is die verklaart waarom een werknemer zijn arbeidsovereenkomst niet nakomt.

Vóór 1994 werkte een bedrijfsarts preventief (gezondheidsschade voorkomen of beperken) door middel van organisatieadvies op gebied van werken aan gezondheid. Een bedrijfsarts houdt zich, naast ziekteverzuim, bezig met onder andere keuringen (waaronder aanstellingskeuringen).

De opleiding tot bedrijfsarts bestaat uit de studie tot basisarts, daarna de specialistische opleiding tot bedrijfsarts van 4 jaar, waarbij veelal vanuit een arbodienst gewerkt wordt onder supervisie van een gecertificeerde bedrijfsarts. Parttime wordt dan een opleiding gevolgd aan een universiteit, zoals die van Nijmegen of Amsterdam. Een deel van de opleiding bestaat uit het dagelijks werk van een bedrijfsarts, maar ook moeten werkstukken gemaakt worden en onderzoeken gedaan worden.

De titel bedrijfsarts is een wettelijk beschermde titel. Ten onrechte wordt ook wel de term "arboarts" of "keuringsarts" gebruikt in plaats van bedrijfsarts. Arboartsen hebben geen specialisatie afgerond in het specialisme bedrijfsgezondheidszorg.[1]

Kritiek

De functie van bedrijfsarts staat in Nederland bloot aan kritiek. Zo wordt de bedrijfsarts betaald door de werkgever. Vanuit het idee dat "wie betaalt, bepaalt" wordt de objectiviteit weleens in twijfel getrokken. [2]

Een ander probleem is de onmogelijke combinatie van zorg en keuring in één arts. De federatie KNMG, dé artsenorganisatie in Nederland, is namelijk sinds 1950 van mening dat een arts iemand niet kan keuren als hij ook een zorgtaak naar hem heeft vanwege het belang van vertrouwen voor een zorg- of behandelrelatie. Een keuringsrelatie is er eerder een van wantrouwen.

De NVAB, Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, een federatiepartner van de KNMG, is van mening dat die scheiding van zorg en keuring onzin is. Bijvoorbeeld wordt bij de zuiderburen België, en ook in het Duitse taalgebied, een ziekteverklaring door de behandelende sector opgesteld [3] [4] .

Met de wet 'Cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens' die 1 juli 2016 van kracht werd, wordt het de bedrijfsarts (en andere keuringsartsen) verboden om zorgdossiers, zoals die van de huisarts, de apotheek of het ziekenhuis, in te zien. Doet de bedrijfsarts dat toch, dan is dat een overtreding met als maximale sanctie doorhaling in het BIG-register.

Evolutie

De functie van bedrijfsarts in Nederland is in de eenentwintigste eeuw veranderd. De Wet verbetering poortwachter, de nieuwe WIA-wetgeving en de verplichting tot twee jaar loondoorbetaling door de werkgever bij ziekte hebben de verantwoordelijkheid van de bedrijfsarts verzwaard. Zo wordt een bedrijfsarts niet langer geacht de diagnose en behandeling van behandelende collega's kritiekloos te aanvaarden. Hij dient kritisch te evalueren, en bij twijfel de cliënt terug te verwijzen. Er wordt zelfs verwacht dat hij trajecten uitzet bij bedrijfsfysiotherapeuten en -psychologen, waardoor hij voor een stuk de behandeling beïnvloedt. Deze evolutie stuit op verzet bij behandelende artsen, die het niet prettig vinden dat plots een collega over hun schouder komt meekijken. Ook bedrijfsartsen zelf zijn huiverig voor het stellen van diagnoses en het adviseren van behandelingen, omdat hun opleiding daar onvoldoende op gericht was. Toch is er druk vanuit de overheid om deze dynamiek te bevorderen. Het "activerende" beleid van de bedrijfsarts zou een gezond tegengewicht moeten vormen tegen de "medicaliserende" aanpak van de behandelende collega's.

Praktijk

Niet iedere bedrijfsarts vervult zijn functie op dezelfde wijze. Een cliënt/patiënt kan in aanraking komen met een "traditionele" bedrijfsarts die uit gaat van de diagnose en behandeling die door de huisarts of specialist is gesteld en baseert hierop zijn werkadvies (beperking in uren of taken). In verband met de behandeling moet hij doorverwijzen. In het algemeen naar de huisarts. Maar ook de bedrijfsarts mag direct naar een specialist verwijzen.[5]

Een "moderne" bedrijfsarts daarentegen zal onderzoek doen, stelt zelf een diagnose en behandelplan voor, dat al dan niet overeenstemt met dat van de behandelend arts en baseert hierop zijn werkadvies. Wanneer deze inzichten verschillen, heeft de patiënt een probleem. Een houvast hierbij is het volgende: zowel de behandelend arts als de bedrijfsarts zijn medisch onderlegd, maar alleen de bedrijfsarts heeft zich grondig verdiept in de gevolgen van de aandoening of beperking voor de arbeid en kent vaak de organisatie en de werkomgeving. Hij of zij is ook degene die hierover kan adviseren, niet de huisarts of de specialist. De Wet Verbetering Poortwachter legt veel verantwoordelijkheid bij de werkgever, maar ook bij de werknemer: die dient mee te werken aan re-integratie. Dat betekent over het algemeen het werkadvies van de bedrijfsarts opvolgen, maar soms heeft de behandelend arts daarover ook een (andere) mening, hoewel deze zich in de regel zal onthouden van werkadviezen.

Een eerste stap is dat de bedrijfsarts met de behandelend arts in overleg gaat met het doel een gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van het werkadvies in te nemen. Daarvoor zal de bedrijfsarts om toestemming vragen aan werknemer. Als dat geen oplossing biedt, en de betrokkene heeft ook geen duidelijke voorkeur, dan kan een "deskundigenoordeel" aangevraagd worden bij het UWV. De bedrijfsarts en de verzekeringsarts van UWV hebben een oordelende taak. De werkgever bepaalt ten slotte de handelingen die hierop volgen en wordt, als het tot een WIA-aanvraag komt, hierop opnieuw getoetst door het UWV.

Europa

Bedrijfsgeneeskunde is een specialisatie, die in de Europese Richtlijn 2005/36/EC vermeld staat.[6] Daardoor zal een Nederlandse bedrijfsarts in het EU-buitenland als bedrijfsgeneeskundige erkend worden. In deze richtlijn wordt de verzekeringsarts onder "occupational medicine" aangevoerd, waardoor een verzekeringsarts zich bijvoorbeeld in Vlaanderen of Duitsland als arbeidsgeneesheer mag laten registreren. Verzekeringsgeneeskunde zelf wordt in richtlijn 2005/36/EC niet genoemd.

In Nederland is een bedrijfsarts primair een arts die oordeelt over de vraag of er een medische verklaring bestaat voor een werknemer om zijn arbeidsovereenkomst niet na te komen. Dat is onder meer belangrijk voor de werkgever die moet besluiten over de loondoorbetaling. In geval van een medische verklaring voor verzuim moet de werkgever het loon doorbetalen. Is er een andere reden (zoals een arbeidsconflict of persoonlijke omstandigheden), dan geldt de hoofdregel uit het Nederlandse arbeidsrecht: geen arbeid, geen loon.[7] Echter is sinds juli 2016 de nieuwe Wet werk en zekerheid ingegaan, en is artikel 7:627 BW komen te vervallen. De nieuwe hoofdregel is dan ook; geen arbeid, wel loon, tenzij.[8]

In andere Europese landen houdt een bedrijfsarts zich op een andere manier met ziekteverzuim bezig. Zo mag bijvoorbeeld een Belgische arbeidsgeneesheer geen ziekteverzuim controleren. De arbeidsarts evalueert vooral de geschiktheid van de werknemer om zijn gebruikelijke taken uit te voeren bij hervatting van het werk. Bovendien onderzoekt de arbeidsarts periodiek de werknemers als ze blootstaan aan beroepsrisico’s. In België wordt voor de ziekteverzuimcontrole door de werkgever een zogenoemde controlearts ingeschakeld.[9][10][11] Ook de Duitse Arbeitsmediziner mag geen ziekteverzuim controleren. In Duitsland wordt ziekteverzuim door de sogenoemde MDK gecontrolleerd.[12] Maar de bedrijfsarts/arbeidsgeneesheer voert in België en ook in de Duitstalige ruimte vooral preventieve taken uit. Een bedrijfsarts in Duitsland moet verplicht twee jaar klinische ervaring opdoen. [13]

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.