Bacchus-arrest
Het arrest Café Bacchus of kortweg Bacchus-arrest (HR 08 mei 2001, NJ 2001/480) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op voorwaardelijk opzet van een medepleger.
Bacchus
| ||
Datum | 8 mei 2001 | |
Instantie | Hoge Raad der Nederlanden | |
Rechters | C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, G.J.M. Corstens, A.J.A. van Dorst, E.J. Numann | |
Adv.-gen. | N. Jörg | |
Soort zaak | strafkamer | |
Procedure | cassatie | |
Wetgeving | art. 47, 287 Sr | |
Onderwerp | voorwaardelijk opzet medepleger | |
Vindplaats | NJ 2001/480 JOL 2001/327 | |
ECLI | ECLI:NL:HR:2001:AB1472 |
Casus
Twee broers F. en Z. en een zwager worden uit café Bacchus gezet. Op de zolder van Exile, de coffeeshop van Z.[1], pakt Z. een pistool, dat F. weer van Z. afpakt. Vervolgens gaan ze terug naar Bacchus om zich opnieuw toegang te verschaffen. Wanneer dit ook met heftig verbaal en lichamelijk geweld niet lukt, schiet F. van buiten af op een portier die hij door een ruitje ziet. De portier wordt niet geraakt, maar wel drie anderen. Twee meisjes overlijden en één meisje raakt zwaargewond.[2]
Procesgang
In deze strafzaak gaat het om broer Z. Hij heeft zelf niet geschoten, maar hem wordt het medeplegen van doodslag ten laste gelegd. Het gerechtshof te 's-Gravenhage veroordeelt hem in hoger beroep tot zestien jaar gevangenisstraf. Het cassatieberoep van Z. bij de Hoge Raad wordt verworpen.
Rechtsvraag
Verdachte Z. heeft niet zelf geschoten. Is hij schuldig is aan het medeplegen van doodslag op de meisjes? (Ja.)
Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt:
8.3 (...) verdachte [heeft] er van moeten uitgaan dat de broer van verdachte het pistool nog bij zich had toen verdachte, zijn broer en diens zwager bij Bacchus aankwamen en daar (weer) naar binnen wilden. |
Belang
In het Bacchus-arrest zijn de leerstukken van medeplegen en voorwaardelijk opzet beide aan de orde. Voor het medeplegen is met name van belang dat er sprake is geweest van het gezamenlijke voornemen en pogen om het café desnoods met geweld weer binnen te komen. Ook is van belang dat verdachte wist dat zijn broer zou kunnen gaan schieten, dat niet heeft geprobeerd te voorkomen en zich daar ook niet van gedistantieerd heeft.
De criteria voor voorwaardelijk opzet worden door de Hoge Raad tweemaal gehanteerd. Allereerst heeft Z. de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn broer zou gaan schieten. Daarnaast hebben verdachte en zijn broer met het schieten de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen dat de afgevuurde schoten andere personen zouden raken en doden.
Bronnen, noten en/of referenties
|