Aloysio Janner
Aloysio G. M. Janner (Muralto, 24 maart 1928 – Malden 27 januari 2016) was een Zwitsers natuurkundige en van 1963 tot 1993 hoogleraar aan de Radboud Universiteit te Nijmegen
Aloysio Janner
| ||||
Persoonlijke gegevens | ||||
Geboortedatum | 24 maart 1928 | |||
Geboorteplaats | Muralto | |||
Overlijdensdatum | 27 januari 2016 | |||
Overlijdensplaats | Malden | |||
Nationaliteit | Zwitsers | |||
Werkzaamheden | ||||
Universiteit | Radboud Universiteit | |||
Proefschrift | The Master Equation for the Interference Term and Approach to Equilibrium in Quantum Many-Body | |||
Promotor | Armin Thellung | |||
|
Biografie
Jammer promoveerde onder Armin Thellung aan de ETH Zürich met de verdediging van het proefschrift "The Master Equation for the Interference Term and Approach to Equilibrium in Quantum Many-Body". Aansluitend was hij docent op middelbare scholen in Locarno totdat hij een aanstelling verkreeg bij het Institut Batelle in Genève. In 1963 werd Janner benoemd tot hoogleraar Theoretische Natuurkunde aan de Katholieke Radboud Universiteit. Deze positie behield hij tot aan emeritaat in 1997. Daarnaast vervulde hij diverse bestuursfuncties, onder andere als decaan van 1979-1981, en was hij begin jaren 1980 initiatiefnemer van de studierichting informatica.
Werk
Vanaf de periode dat Janner werkzaam was in Genève raakte hij gefascineerd in relatie tussen de structuur en eigenschappen van materie. In Nijmegen kwam hij in aanraking met het onderzoek van de Delftse hoogleraar Pim de Wolff naar de kristalstructuur van soda. Hieruit ontwikkelde hij samen met zijn promovendus Ted Janssen het concept van "superruimte" binnen het vakgebied van de kristallografie. In 1981 werd de eerste complete lijst gepubliceerd van (3+1)-dimensionale superruimtengroepen. De theoretische beschrijving van Janner en Janssen omtrent de structuur van onvergelijkbare (incommersurabel) kristallen met behulp van hogere dimensionale superruimtengroepen omvatte ook de quasikristallen die in 1982 werden ontdekt door de Israëliër Daniel Shechtman, die hiervoor in 2011 de Nobelprijs voor Scheikunde ontving.
Voor dit werk werd hij samen met Janssen en De Wolff in 1998 onderscheiden met de Gregori Aminoffprijs van de Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen, alsmede de Ewaldprijs van de International Union of Crystallography (UICr).[1] Daarnaast ontving hij eerbetoon van de universiteiten van Rome, Genève en Lausauna.
Bronnen, noten en/of referenties
|