Onafhankelijkheid van Albanië
De onafhankelijkheid van Albanië werd uitgeroepen op 28 november 1912 in Vlorë door Ismail Bey Qemali. Overigens werd op 26 november in Elbasan de eerste Albanese vlag opgehangen boven het gemeentehuis.
Oorsprong |
Illyriërs |
Illyricum (Romeinse provincie) |
Middeleeuws Albanië |
Albanië in het Byzantijnse Rijk |
Albanië in het Bulgaarse rijk |
Albanië in het Servische rijk |
Vorstendom Arbër |
Vorstendommen in Albanië |
Liga van Lezhë |
Venetiaans Albanië |
Ottomaans Albanië |
Albanese pasjaliks |
Nationale ontwaking |
Onafhankelijkheid |
De Albanese staat |
Voorlopige regering van Albanië |
Vorstendom Albanië |
Albanese Republiek |
Koninkrijk Albanië |
Albanië (Italiaans protectoraat) |
Albanië (Duitse vazalstaat) |
Socialistische Volksrepubliek Albanië |
Modern Albanië |
Postcommunistisch Albanië |
Albanië |
Portaal Portaal |
Hasan Bey Prishtina en Ismail Bey Qemali, twee liberale grondbezitters, vormden het eerste bestuur van Albanië. Op 28 november 1912 werd Qemali voorzitter van het Voorlopige Parlement en daarmee in feite staatshoofd. De grote mogendheden waren niet tevreden over deze gang van zaken en besloten dat Albanië een onafhankelijk prinsdom moest worden. Zij richten een Internationale Controle Commissie op die basiswetgeving moest opstellen en nieuwe vorst moest selecteren. De uiteindelijke keuze viel op de Duits-Nederlandse prins Wilhelm zu Wied.
Op 21 februari 1914 werd Wilhelm zu Wied, een zoon van prinses Marie der Nederlanden, vorst van het onafhankelijke Albanië. De staat verkeerde echter in een toestand van anarchie. Om het gezag te herstellen, stuurde de Nederlandse regering op verzoek van de grote mogendheden generaal-majoor Willem de Veer, majoor Lodewijk Thomson en 15 lagere officieren naar Albanië om de gendarmerie aldaar te reorganiseren en te leiden. Verscheidene van hen raakten gewond bij gevechten met Griekse nationalisten of werden door islamitische rebellen krijgsgevangen gemaakt. Op 15 juni 1914 sneuvelde Lodewijk Thomson bij het beleg van Durrës.
Na een beleg van zijn hoofdstad Durrës door islamitische rebellen verliet Wilhelm zu Wied, na een bewind van 6 maanden, op 3 september 1914 het onbestuurbare Albanië. Het formeel neutrale Albanië werd na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog bezet door Italië, Servië, Montenegro en Griekenland. In 1916 verdreven Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije de Serviërs. In 1918 verlieten de Oostenrijk-Hongaarse troepen het land en bezetten de Fransen en Italianen delen van Albanië in de hoop het land te kunnen koloniseren. Onder druk van de Verenigde Staten, die eisten dat Albanië werd hersteld tot de grenzen van voor de Eerste Wereldoorlog, trokken de buitenlandse troepen zich terug. Met uitzondering van de Italianen die na een korte oorlog van drie maanden in 1920, de Vlora-oorlog, alsnog de Albanese regio Vlorë verlieten.