< Shakespeares sonnetten < De sonnetten

Originele tekst

Music to hear, why hear'st thou music sadly?
Sweets with sweets war not, joy delights in joy;
Why lov'st thou that which thou receiv'st not gladly,
Or else receiv'st with pleasure thine annoy?
If the true concord of well-tuned sounds,
By unions married, do offend thine ear,
They do but sweetly chide thee, who confounds
In singleness the parts that thou shouldst bear.
Mark how one string, sweet husband to another,
Strikes each in each by mutual ordering;
Resembling sire, and child, and happy mother,
Who all in one, one pleasing note do sing,

Whose speechless song, being many, seeming one,
Sings this to thee: 'thou single wilt prove none.

Vertaling (Jules Grandgagnage)[1]

Je hoort muziek maar droefheid treft je ziel;
Heeft zoet of vreugd dan ooit zichzelf geweerd?
Waarom bemin je wat je mijden wil,
Of neem je met plezier aan wat je deert?
Als het akkoord van zoetgevooisd gepraat
In harmonie vereend jouw oor niet streelt,
En jij hun zoete unisono versmaadt
Klinkt zacht verwijt omdat je eenzaam speelt.
Hoor toch hoe elke snaar, als zielenbroeder
Naar orde voor en door de andere klinkt
Als waar het koning, kind en blijde moeder,
Verbonden in één mooie stem die zingt,

Wier woordeloze lied, met velen één,
Verzucht : "Niets ben je, want je bent alleen".


Samengevat

Waarom maakt het horen van muziek jou ongelukkig? Harmonie kwetst je omdat je alleen bent. Zoals de snaren van een luit samenklinken in harmonie, zo is ook een gelukkige familie. Door ongetrouwd te blijven zal je geen harmonie kennen. Als je geen kinderen krijgt en alleen blijft, dan word je ook niets.

Bronnen, noten en/of referenties
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.