< Shakespeares sonnetten < De sonnetten

Originele tekst

Shall I compare thee to a summer's day?
Thou art more lovely and more temperate:
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer's lease hath all too short a date:
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimm'd;
And every fair from fair sometime declines,
By chance or nature's changing course untrimm'd;
But thy eternal summer shall not fade
Nor lose possession of that fair thou owest;
Nor shall Death brag thou wander'st in his shade,
When in eternal lines to time thou growest:

So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this and this gives life to thee.

Vertaling (Jules Grandgagnage)[1]

Een zomerdag is jouws gelijke niet,
Niets is er dat jouw schoonheid overtreft.
Een knop in mei is weg voor je hem ziet
En het is winter voor je het beseft;
De zon? Die is te fel en veel te heet,
En is z' er wel, dan hangt ze achter wolken
En andere mooie dingen, voor je het weet,
Zijn die door ouderdom of ongeluk verzwolgen.
Als jij een zomer bent, dan ben jij eeuwig,
De schoonheid die je hebt zal nooit vervagen,
Zelfs in de dood zal niemand jou bewenen,
Want dit gedicht zal heel jouw wezen dragen:

De poëzie draagt verder dan het leven,
Zolang zij verder leeft, zal jij niet sneven.


Samengevat

Je bent mooier dan een zomerdag, en ook zachter. Zomerdagen zijn kort en kunnen verknoeid worden door wind, hitte of een wolk. Alles wat mooi is verliest ooit zijn schoonheid. Maar jouw zomer zal nooit vergaan. Jij zal voor eeuwig verder leven in deze dichtregels.

Bronnen, noten en/of referenties
This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.