< Quenya

Regelmatige werkwoorden

De standaarduitgang in de Verleden tijd is -.


Volgende werkwoorden krijgen de regelmatige uitgang:

  • A-stammen met een lange kernklinker die niet op -ya eindigen:
hauta- "stoppen" i elda hautanë "de elf stopte"
lussa- "fluisteren" lussanemmë "wij beiden fluisterden"
móta- "werken" mótanelyë "jij werkte"
  • U-stammen met een lange kernklinker:
nurru- "grommen" nurrunen "ik gromde"
  • Primitieve werkwoorden op -r, -n of -m:
tir- "kijken" tirnes "hij keek"
tam- "tikken" tamnentes "zij tikken het"
cen- "zien" cennen i alda "ik zag de boom"


Primitieve werkwoorden

nasale inversie

Primitieve werkwoorden die eingen op -t, -c, -p, -l, -qu ondergaan een zogenaamde nasale inversie omdat de -n van de uitgang ervoor geplaatst wordt en niet erachter (de reden is dat de medeklinkergroepen tn, cn, pn, ln, cwn niet toegelaten zijn).

mat- "eten" mantë "at"
hat- "breken" hantë "brak"
tac- "vastmaken" tancë "maakte vast"
pequ- "kammen" penquë "kamde"


Als een primitief werkwoord op p eindigt, dan eist de Quenya/Fonologie dat np in mp veranderd wordt:

top- "bedekken" tompë "bedekte"


en n in combinatie met l verandert in ll:

wil- "vliegen" willë "vloog"


Er is nog een groep die nasale inversie ondergaat: de werkwoorden op -d.

Maar in modern Quenya verandert een losse d in een r. Dit betekent dat we bij een werkwoord op r moeten oppassen omdat dit eigenlijk een vermomd werkwoord op d kan zijn. Bij deze werkwoorden vinden we dus een verleden tijd op -ndë.

Tot deze groep behoren volgende werkwoorden:

har- "zitten" handë "zat"
hyar- "ploegen" hyandë "ploegde"
nir- "drukken" nindë "drukte"
quir- "roeren" quindë "roerde"
quor- "stikken" quondë "stikte"
rar- "pellen" randë "pelde"
rer- "zaaien" rendë "zaaide"
ser- "rusten" sendë "rustte"
sir- "vloeien" sindë "vloeide"


klinkerverlenging

De primitieve werkwoorden op -v of -s krijgen evenmin de uitgang -, in plaats daarvan hebben ze -ë en een verlenging van de kernklinker:

tuv- "vinden" túvë "vond"
tyav- "proeven" tyávë "proefde"
sis- "stoven" sísë "stoofde"


A-stammen/U-stammen met een korte kernklinker

Je kan deze werkwoorden op de regelmatige wijze vervoegen maar het verdient echter de voorkeur om de eind-a of -u te laten vallen en ze te vervoegen alsof het om primitieve werkwoorden ging:

capa- "springen" campë "sprong" (of capanë)
cava- "graven" cávë "groef" (of cavanë)
maca- "smeden" mancë "smeedde" (of macanë)
lala- "ontkennen" lallë "ontkende" (of lalanë) (niet te verwarren met lala- "lachen")
naqua- "stelen" nanquë "stal" (of naquanë)


hlapu- "blazen" hlampë "blies" (of hlapunë)
lutu- "drijven" luntë "dreef" (of lutunë)


Volgende twee werkwoorden kunnen niet regelmatig vervoegd worden:

papa- "beven" pampë "beefde"
pata- "slaan" pantë "sloeg"


De werkwoorden op -wa hebben ook een speciale uitgang in de verleden tijd:

fawa- "ruiken" fangwë "rook" (of fawanë)
rawa- "lopen" rangwë "liep" (of rawanë)

De werkwoorden op -ha zijn altijd regelmatig:

nyeha- "wenen" nyehanë "weende"


Merk op: de kernklinker van maxa- "koken" en ruxa- "verpulveren" is lang want x is eigenlijk een afkorting voor cs.


A-stammen op -ya

Deze werkwoorden hebben twee verschillende vormen in de verleden tijd al naargelang ze wel of niet transitief gebruikt worden.

Een werkwoord wordt transitief gebruikt indien het een lijdend voorwerp heeft.

  • als een werkwoord op -ya transitief gebruikt wordt dan is de verleden tijd regelmatig.
  • als een werkwoord op -ya niet-transitief gebruikt wordt, dan vormen we de verleden tijd door -ya te laten vallen en te doen alsof het een primitief werkwoord is.


Er zijn dus drie gevallen:

  • transitieve werkwoorden die altijd een lijdend voorwerp hebben, ze zijn altijd regelmatig:
harya- "hebben, bezitten" haryanë "had, bezat"
haryanes rocco "hij bezat een paard"
  • intransitieve werkwoorden (deze hebben nooit een lijdend voorwerp), ze worden altijd als een primitief werkwoord vervoegd:
lamya- "klinken" lamnë "klonk"
i nyelli lamner "de bellen klonken"
  • transitieve werkwoorden die soms een lijdend voorwerp hebben en soms niet, ze hebben dus twee verleden tijden:
ulya- "gieten, overstromen" ulyanë "goot, overstroomde" en ullë "goot, overstroomde"
i nís ulyanë nén "de vrouw goot water"
i sírë ullë "de rivier overstroomde"
yerya- "verslijten, verouderen" yeryanë "versleet" en yernë "verouderde"
i nér yeryanë i colla "de man versleet de mantel"
i nér yernë "de man verouderde"


Onregelmatige verleden tijden

Sommige werkwoorden zijn volledig onregelmatig:

anta- "geven" ánë "gaf"
caw- "buigen" caunë "boog"
ista- "weten" sintë "wist"
lala- "lachen" landë "lachte"
lelya- "gaan" lendë "ging"
lenna- "gaan" lendë "ging"
lesta- "achterlaten" lendë "liet achter"
lom- "verbergen" lombë "verborg"
onta- "scheppen" ónë "schiep"
serta- "binden" sérë "bond"
ten- "tonen" tengë "toonde"
vinta- "uitdoven" vintë "doofde uit"


Twee werkwoorden hebben zowel een regelmatige als een onregelmatige vorm:

atalta- "instorten" atalantë/ataltanë "stortte in"
orta- "staan, opstaan" orontë/ortanë "stond, stond op"


De onregelmatigheden van enkele speciale werkwoorden kan je op een aparte pagina vinden.



>> Quenya >> Quenya/Werkwoorden >> Quenya/Verleden tijd

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.