< Latijn (scholierenversie)

Uitspraak

Om te beginnen even iets over de uitspraak, wat natuurlijk erg belangrijk is.


LatijnUitspraakVoorbeeld
ckclamare [klamare]
gg (als in good)gaudére [gaudeere]
ii of jin [in], iam [jam]
uoecum [koem]
aeaaiCaesar [kaaisar]
euoineutrum [noitroem]

Ook spreek je alle letters uit die in het woord staan (in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Frans).

Lidwoorden

In het Latijn zijn er geen lidwoorden. Dus als je bijvoorbeeld femina (vrouw) ziet staan, kan het dus een vrouw, de vrouw of vrouw betekenen. Als je een losse zin hebt maakt het niet veel uit welke vertaling je pakt, in een tekst zul je moeten kijken naar de context.

Stamgroepen

In het Nederlands eindigen bijna alle werkwoorden in de infinitief op -en. De enige uitzonderingen zijn gaan, slaan, staan en zijn (en alle hiervan afgeleide werkwoorden).

In het Latijn zijn er meerdere stamgroepen. Deze kunnen we verdelen in 4 hoofdgroepen: de werkwoorden die in de infinitief eindigen op -are, -ēre, -ire en -ere (uitgesproken als -urre). Dit zijn de a-stam, de e-stam, de i-stam en de mk-stam (medeklinkerstam, wordt later verder uitgelegd). Hiervoor gebruiken we vaste voorbeeldwerkwoorden: vocare (roepen) voor de a-stam, timēre (vrezen) voor de e-stam, audire (horen) voor de i-stam en regere (regeren) voor de mk-stam.

Hieronder zie je het schema van vocare in de praesens (tegenwoordige tijd):

voc-oik roep
voca-sjij roept
voca-thij/zij/het roept
voca-muswij roepen
voca-tisjullie roepen
voca-ntzij roepen
vocare (infinitief)

Hieronder zie je het schema van amare (lief hebben) in de praesens

am-o*ik heb lief
ama-sjij hebt lief
ama-thij/zij/het heeft lief
ama-muswij hebben lief
ama-tisjullie hebben lief
ama-ntzij hebben lief
amare (infinitief)
  • De a valt weg bij de eerste persoon enkelvoud, de Romeinen konden amao niet uitspreken.

Zoals je kunt zien, staan er voor de vocare-vormen geen woorden voor ik, jij of jullie. Woorden als ego en tu zijn er wel in het Latijn, maar ze worden alleen gebruikt als grote nadruk op valt: Jij ook?? - Et tu?. Anders worden ze weggelaten. Zo kan het dus voorkomen dat je zinnen krijgt van éen woord.

Hier zijn de schema's van alle stamgroepen tot nu toe:

a-stame-stami-stammk-stam
voc-otimé-oaudi-oreg-o
voca-stimé-saudi-sreg-i-s
voca-ttimé-taudi-treg-i-t
voca-mustimé-musaudi-musreg-i-mus
voca-tistimé-tisaudi-tisreg-i-tis
voca-nttimé-ntaudi-u-ntreg-u-nt


Zoals je ziet zijn bij alle stamgroepen de uitgangen (vetgedrukt) hetzelfde. Achter de stam van regere (reg-) komt een i of een u, omdat het woord anders niet of niet mooi uit te spreken is. Hetzelfde geldt voor audiunt, want audint klinkt niet, volgens de Romeinen. om de uitgangen goed te onthouden, is hier een heel handig filmpje gemaakt: ----> https://www.youtube.com/watch?v=Fh_BqcXEfMs <---- credits naar: Gymnarius

De 1e naamval: de nominativus

Net als elke andere taal, heeft ook het Latijn te maken met mannelijke, vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden. In het Frans bijvoorbeeld, kun je het verschil zien aan le (mannelijk) en la (vrouwelijk). In het Nederlands kun je het zien aan de (mannelijk/vrouwelijk) en het (onzijdig). Omdat het Latijn geen lidwoorden heeft, is er een andere manier om het te zien, namelijk de uitgangen. Een voorbeeld: servus betekent slaaf, serva betekent slavin. Maar poeta eindigt op a is toch mannelijk, namelijk dichter en bovendien in de gemengde declinatie kun je het helemaal niet zien, men zal het dus moeten leren.

In het Latijn verdelen we de mannelijke, vrouwelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden in een aantal groepen. In deze les zullen groep 1 en 2 aan bod komen. Groep 1 zijn de vrouwelijke zelfstandige naamwoorden. Hiervoor gebruiken we het voorbeeldwoord serva (slavin). Het meervoud van serva is servae.


Groep 1
nom. evserv-a
nom. mvserv-ae

Groep 2 bestaat uit de mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden. Hiervoor gebruiken we 3 voorbeeldwoorden: servus (slaaf), puer (jongen) en bellum (oorlog). Servus en puer zijn mannelijk, bellum is onzijdig. De meervouden zijn: servi, pueri en bella. In het Nederlands gebeurt er hetzelfde als bij bellum-bella als bij museum-musea. Dat komt oorspronkelijk uit het Latijn.


Groep 2
MMO
nom. evserv-uspuerbell-um
nom. mvserv-ipuer-ibell-a

Nu nog even wat over de nominativus, afgekort nom.. De nominativus is de 1e naamval, deze wordt gebruikt voor het onderwerp in de zin (de handelende persoon).

Hier nog even een overzichtje van Groep 1 en 2

Groep 1Groep 2
VMMO
nom. evserv-aserv-uspuerbell-um
nom. mvserv-aeserv-ipuer-ibell-a

Oefentekst 1

Voor de oefenteksten gebruik ik de verhalen uit de Illias van Homerus. Dit verhaal gaat over de oorlog om Troje. Onder de tekst staan de woorden die je nodig hebt om de tekst te vertalen. Verder nog even een opmerking: in het Latijn staat het werkwoord altijd achteraan in de zin.

Priamus Trojanus est.
Priamus senex est.
Priamus felix est, enim rex est.

Paris Trojanus est.
Hector etiam Trojanus est.
Paris puer est.
Hector iuvenis est.
Paris et Hector navigant.

Paris felix est, nam Graeciam videt.


Trojanus = Trojaan
est = (hij/zij/het) is
senex = oude man
felix = gelukkig
enim = immers
rex = koning
etiam = ook
puer = jongen
iuvenis = (jonge)man
navigare = varen
nam = want Graecia = Griekenland
videre = zien

Taaloefeningen

Zoek de juiste stamgroep

Zet de werkwoorden bij de juiste stamgroep.

navigare - consistere - vidére - audire - rogare - fugere - currere - tacére - apparére - dormire


a-stame-stami-stammk-stam
............
............
............

Vertaal de woorden

videmus - regit - rogo - currunt - consisto - dormis - fugitis - tacemus

vidére = zien
rogare = vragen
currere = rennen
consistere = blijven staan, stilstaan
dormire = slapen
fugere = vluchten
tacére = zwijgen

Enkelvoud wordt meervoud, meervoud wordt enkelvoud

Zet de woorden die in het enkelvoud staan om in het meervoud, en die in het meervoud staan om in het enkelvoud. Voorbeeld: voco wordt vocamus.

vocas - regit - dormitis - video - tacent - fugitis - consisto - audiunt

En deze ook:

servi - puer - femina - bella - servae - templum - deus - deae - Graeci

templum = tempel
deus = god
dea = godin
Graecus = Griek


Je bent nu klaar met les 1. Als je vindt dat je de stof goed beheerst, kun je doorgaan naar Les 2.

This article is issued from Wikibooks. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.