zwoegen
Nederlands
Woordafbreking
- zwoe·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwoegen |
zwoegde |
gezwoegd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
zwoegen
- inergatief zwaar en moeilijk werk verrichten, ploeteren
- De werkers zwoegen in de mijnen.
- Het wordt weer zwoegen voor de Cito-toets.
- hijgen
- Soms is het lekker om even te zwoegen en zweten.
Hyponiemen
- aanzwoegen, afzwoegen, doorzwoegen, omzwoegen, opzwoegen
Gangbaarheid
- Het woord zwoegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwoegen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.