zoveelste

Nederlands

Uitspraak

ːonbepaald ranɡtelwoordː

ːbijvoeglijk naamwoord

  • IPA: /ˈzovelstə/
Woordafbreking
  • zo·veel·ste
Woordherkomst en -opbouw

Onbepaald rangtelwoord

zoveelste

  1. in een reeks een onbekende plek
    • Zijn vakantie duurt enkele weken: hij vertrekt met kerstmis en blijft weg tot de zoveelste januari. 
Afgeleide begrippen
  • zoveelste deel

Bijvoeglijk naamwoord

zoveelste

  1. één uit een lange reeks
    • Dit is de zoveelste keer dat het verkeerd gaat, leer je het dan nooit? 

Gangbaarheid

  • Het woord zoveelste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.