zoef
Nederlands
Woordafbreking
- zoef
Tussenwerpsel
zoef
- geeft het geluid aan van iets snel voorbijgaat
- Zoef, zoef en weer was er een week voorbij!
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zoeven |
zoef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
- Ik zoef.
- gebiedende wijs van zoeven
- Zoef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
- Zoef je?
Gangbaarheid
- Het woord zoef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zoef' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.