ziedend
Nederlands
Woordafbreking
- zie·dend
Woordherkomst en -opbouw
- Onvoltooid deelwoord van zieden.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ziedend | ziedender | ziedendst |
verbogen | ziedende | ziedendere | ziedendste |
partitief | ziedends | ziedenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ziedend
- witheet van woede
- De man werd ziedend van die belediging.
Gangbaarheid
- Het woord ziedend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ziedend' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.