zag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zien |
zag
- enkelvoud verleden tijd van zien
- Ik zag.
- Jij zag.
- Hij, zij, het zag.
- Ik zag.
Gangbaarheid
- Het woord zag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zag' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.