won
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: won (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ʋɔn/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞ɔn/
- (Limburg): /wɔn/
Woordafbreking
- won
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Koreaans, in de betekenis van ‘munteenheid van Zuid- en later Noord-Korea’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1966 [1]
Werkwoord
vervoeging van |
---|
winnen |
won
- enkelvoud verleden tijd van winnen
- Ik won.
- Jij won.
- Hij, zij, het won.
- Ik won.
Gangbaarheid
- Het woord won staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'won' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.