won

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  won    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ʋɔn/
    • (Vlaanderen, Brabant): /β̞ɔn/
    • (Limburg): /wɔn/
Woordafbreking
  • won
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Koreaans, in de betekenis van ‘munteenheid van Zuid- en later Noord-Korea’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1966 [1]

Werkwoord

vervoeging van
winnen

won

  1. enkelvoud verleden tijd van winnen
    • Ik won. 
    • Jij won. 
    • Hij, zij, het won. 

Gangbaarheid

  • Het woord won staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Werkwoord

won

  1. verleden tijd van win
  2. voltooid deelwoord van win
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.