wegwezen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm wegwezen
tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd
enkelvoudmeervoudenkelvoud meervoudenkelvoudmeervoud
ikben weg,
(bijzin) wegben
wij, wezijn weg,
(bijzin) wegzijn
ikwas weg,
(bijzin) wegwas
wij, wewaren weg,
(bijzin) wegwaren
ikzal wegwezen wij, wezullen wegwezen
jij, je, U
gij, ge
bent weg,
(bijzin) wegbent
zijt weg,
(bijzin) wegzijt
julliezijn weg,
(bijzin) wegzijn
jij, je, U
gij, ge
was weg,
(bijzin) wegwas
waart weg,
(bijzin) wegwaart
julliewaren weg,
(bijzin) wegwaren
jij, je, U
gij, ge
zal, zult wegwezen
zult wegwezen
julliezullen wegwezen
hij, zij, hetis weg,
(bijzin) wegis
zij, zezijn weg,
(bijzin) wegzijn
hij, zij, hetwas weg,
(bijzin) wegwas
zij, zewaren weg,
(bijzin) wegwaren
hij, zij, hetzal wegwezen zij, zezullen wegwezen
onvoltooid deelwoordvoltooide tijdgebiedende wijsaanvoegende wijs
(wegwezend)weggeweest zijnwegwezen!
wees weg, weest weg
(zij weg)
(bijzin) (wegzij)
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.