vota

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vota    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvota/
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • vo·ta

Zelfstandig naamwoord

vota mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord votum
  2. (religie) (rooms-katholiek) plechtige beloften aan God die verbonden zijn met een bepaalde status in de kerk
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord vota staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
37 %van de Nederlanders;
33 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

    Frans

    Werkwoord

    vervoeging van
    voter

    vota

    1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van voter

    Spaans

    Werkwoord

    vervoeging van
    votar

    vota

    1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van votar
    1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van votar
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.