vort
Nederlands
Woordafbreking
- vort
Bijwoord
vort
- vooruit, verder
- Zorg, dat er veel smook is, meester! We moeten vort maken!
—Aan mij zal het niet liggen! zei de meester. —Altijd stoom genoeg en zo! [4]
- Zorg, dat er veel smook is, meester! We moeten vort maken!
Tussenwerpsel
vort!
- vooruit! (als aansporing)
- "Vort" riep hij en spoorde de paarden aan om sneller te lopen.
Uitdrukkingen en gezegden
- Vort met de geit!
Nu actie!
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
[1] | stellend |
---|---|
onverbogen | vort |
verbogen | (alleen predicaat) |
[2] | stellend |
---|---|
onverbogen | vort |
verbogen | vorte |
Bijvoeglijk naamwoord
- zoekgeraakt, niet te vinden
- M'n ene schoen is vort!
- verrot
- Het is iets vies maar die vorte vliegen die hier in grote aantallen blijven rondhangen vind ik minstens even vies.
Afgeleide begrippen
- vortzak
Gangbaarheid
- Het woord vort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vort' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- vort op website: Etymologiebank.nl
- vort op website: Etymologiebank.nl
- "Kappie en de vreemde zeerovers" afl. 9 in: Provinciale Zeeuwse Courant (17 december 1946); p. 7 kol. 6/7; geraadpleegd 2018-05-27
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.