vermeerder
Nederlands
Woordafbreking
- verĀ·meerĀ·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vermeerderen |
vermeerder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermeerderen
- Ik vermeerder.
- gebiedende wijs van vermeerderen
- Vermeerder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermeerderen
- Vermeerder je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.