verkeken
Nederlands
Woordafbreking
- ver·ke·ken
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van verkijken: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling ij-ee (IPAː /ɛɪ/ - /e/)
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verkijken |
verkeken
- meervoud verleden tijd van verkijken
- Wij verkeken.
- Jullie verkeken.
- Zij verkeken.
- Wij verkeken.
vervoeging van |
---|
verkijken |
verkeken
- meervoud verleden tijd van zich verkijken
- Wij verkeken ons.
- Jullie verkeken je.
- Zij verkeken zich.
- Wij verkeken ons.
Deelwoord
deelwoord | ||
---|---|---|
onverbogen | verkeken | |
verbogen | verkeken | |
vervoeging van | ||
verkijken |
verkeken voltooid deelwoord van verkijken
- vormt de voltooide tijden
- Zij hadden zich daarop verkeken.
- vormt de lijdende vorm
- Alle tijd werd verkeken aan nietszeggende tv-programma's.
- attributief gebruikt
- De verkeken kansen waren legio.
- als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
- De kansen waren daarmee verkeken.
Gangbaarheid
- Het woord verkeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verkeken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.