variabel
Nederlands
Woordafbreking
- va·ri·a·bel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘in staat van gesteldheid te wisselen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1538 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | variabel | variabeler | variabelst |
verbogen | variabele | variabelere | variabelste |
partitief | variabels | variabelers | - |
Gangbaarheid
- Het woord variabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'variabel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.