uitvaardigden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·vaar·dig·den

Werkwoord

vervoeging van
uitvaardigen

uitvaardigden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitvaardigen
    • ...dat wij uitvaardigden. 
    • ...dat jullie uitvaardigden. 
    • ...dat zij uitvaardigden. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.