twijn

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • twijn
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gedubbeld garen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]

Werkwoord

vervoeging van
twijnen

twijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van twijnen
    • Ik twijn. 
  2. gebiedende wijs van twijnen
    • Twijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van twijnen
    • Twijn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord twijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
50 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.