treiter
Nederlands
Woordafbreking
- trei·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
treiteren |
treiter
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treiteren
- Ik treiter.
- gebiedende wijs van treiteren
- Treiter!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treiteren
- Treiter je?
Gangbaarheid
- Het woord treiter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'treiter' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.