transporteer
Nederlands
Woordafbreking
- trans·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transporteren |
transporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
- Ik transporteer.
- gebiedende wijs van transporteren
- Transporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
- Transporteer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.