toupeerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tou·peer·de

Werkwoord

vervoeging van
touperen

toupeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van touperen
    • Ik toupeerde. 
    • Jij toupeerde. 
    • Hij, zij, het toupeerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.