stribbelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strib·be·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich verzetten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1630 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
stribbelen
stribbelde
gestribbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

stribbelen [3]

  1. zich verzetten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • stribbelaar, stribbeling

Gangbaarheid

  • Het woord stribbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.