stak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stak    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɑk/
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

vervoeging van
steken

stak

  1. enkelvoud verleden tijd van steken
    • Ik stak. 
    • Jij stak. 
    • Hij, zij, het stak. 

Gangbaarheid

  • Het woord stak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈsdɑg/
Woordafbreking
  • stak

Werkwoord

stak

  1. verleden tijd van stikke
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.