slootjespringt
Nederlands
Woordafbreking
- sloot·je·springt
Woordherkomst en -opbouw
- slootjespring met de uitgang -t
Werkwoord
vervoeging van |
---|
slootjespringen |
slootjespringt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slootjespringen
- ... dat jij slootjespringt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slootjespringen
- ... dat hij slootjespringt.
- Hòòr, dit weet ik bij ondervinding, dat een jongen even graag als met zijn beenen, in 't gèèstelijke slootjespringt en klimt; o, de jeugd òèfent zich ook gèèstelijk zoo graag; - mààr hij moet gezien hebben, dat er zoo iets is, gij moet het mèt hem gedààn hebben en hij moet het ondervinden, dat het nèt is als buiten: dat oefening den mèèster maakt. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'slootjespringt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Bosch, J.H. van den "Over het oude en het nieuwe taalonderwijs." in: Taal en Letteren. jrg. 5 (1895) W.E.J. Tjeenk Willink, Zwolle; p. 212; geraadpleegd 2018-10-23
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.