slinken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  slinken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈslɪŋkə(n)/
Woordafbreking
  • slin·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘minder worden’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1]
Middelnederlands: slinken
Germaans: *slinkan
  • Verwant in Germaans:
West: Angelsaksisch: slincan «kruipen», Engels: to slink
Noord: Zweeds: slinka

Een nevenvorm van "slinken" was in het Middelnederlands "slingen". Van dit werkwoord is nog de iteratiefvorm "slingeren" overgebleven.

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slinken
/ˈslɪŋkə(n)/
slonk
/slɔŋk/
geslonken
/ɣəˈslɔŋkə(n)/
klasse 3 volledig

Werkwoord

slinken

  1. ergatief (in massa of omvang) minder worden, inkrimpen
    • Het ijsklontje slonk in de zon. 
  1. ergatief (in kracht) minder worden, verslappen
    • De kracht van de tegenstanders slinkt zienderogen. 
  1. ergatief (in aantal of hoeveelheid) minder worden
    • Wegens de kredietcrisis is het aantal gegadigden voor nieuwbouwwoningen fel geslonken. 
  1. ergatief geleidelijk verdwijnen, wegdeemsteren
    • De kade van Oostende slonk beetje bij beetje naarmate het schip volle zee bereikte. 
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
slinkingslinkend
slenkslank

Gangbaarheid

  • Het woord slinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.