skippen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • skip·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

skippen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skippen
skipte
geskipt
zwak -t volledig
  1. overslaan, iets niet doen
    • De hoofdstukken 5 t/m 10 kun je skippen. 
  1. niet naar school gaan terwijl dit wil moet, spijbelen
    • Hij skipt de lessen van de maandagochtend. 

Gangbaarheid

  • Het woord skippen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.