sjokken
Nederlands
Woordafbreking
- sjok·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘slepend lopen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sjokken |
sjokte |
gesjokt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
sjokken
- inergatief langzaam en vermoeid of lusteloos lopen
- Op het laatst werd er meer gesjokt dan gewandeld.
- ergatief langzaam en vermoeid of lusteloos ergens heen lopen
- Hij was in mineurstemming naar huis gesjokt.
Gangbaarheid
- Het woord sjokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sjokken' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.