schutteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schut·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schutteren
schutterde
geschutterd
zwak -d volledig

Werkwoord

schutteren

  1. inergatief knoeien, aanrommelen, onbeholpen te werk gaan
    • Hij schutterde nog een beetje verder todat de jury er een einde aan maakte. 

Gangbaarheid

  • Het woord schutteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
59 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.