schrooien
Nederlands
Woordafbreking
- schrooi·en
Woordherkomst en -opbouw
- Komt van het Middelnederlandse scroden (snijden).
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schrooien |
schrooide |
geschrooid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
schrooien
- besnoeien, afsnijden
- overgankelijk (leerbewerking) met behulp van een sneldraaiend freesmes bijwerken van de kanten van de zool en de hak
- Die schoenen moeten nog geschrooid worden.
- (klompenmakerij) het met draaiende bewegingen verder uitboren van het gat in de klomp
- (scheepvaart) het laden van rondhout
- overgankelijk vaten of andere rolronde voorwerpen met behulp van touwen die er los omgeslagen zijn langs schuine liggers aflaten of ophalen
- inergatief zijwaarts afwijken of afglijden
Gangbaarheid
- Het woord 'schrooien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schrooien' herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.