schiep
Nederlands
Woordafbreking
- schiep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheppen |
schiep
- enkelvoud verleden tijd van scheppen
- Ik schiep.
- Jij schiep.
- Hij, zij, het schiep.
- Ik schiep.
Gangbaarheid
- Het woord schiep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schiep' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.