samenwoont
Nederlands
Woordafbreking
- sa·men·woont
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenwonen |
samenwoont
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenwonen
- ... dat jij samenwoont.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenwonen
- ... dat hij samenwoont.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.