ruziënd

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ru·zi·end

Deelwoord

deelwoord
onverbogen ruziënd
verbogen ruziënde
vervoeging van
ruziën

ruziënd onvoltooid deelwoord van ruziën

  1. attributief gebruikt
    • De agent liep op het ruziënde tweetal af. 
  1. bijwoordelijk gebruikt
    • Ruziënd gingen we uit elkaar. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.