ruften
Nederlands
Woordafbreking
- ruf·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ruften |
ruftte |
geruft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
ruften
- inergatief (pejoratief) een wind laten
- Tot haar ongenoegen ruftte hij in haar bijzijn.
- onpersoonlijk onaangenaam ruiken, rieken
- Het ruft daar enorm.
Gangbaarheid
- Het woord ruften staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruften' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.