rijdbaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijd·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling rijden met het achtervoegsel -baar
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen rijdbaarrijdbaarderrijdbaarst
verbogen rijdbarerijdbaardererijdbaarste
partitief rijdbaarsrijdbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

rijdbaar [1]

  1. van iets dat het kan rijden
    • De restauratie moet nog dit kalenderjaar afgerond worden, waarbij een zo goed als nieuw en bovendien rijdbaar exemplaar het doel is. [2] 
    • Driekwart van de auto's met een storing was rijdbaar, maar de reparatiekosten varieerden van € 60 tot € 1.160, wat waarschijnlijk een nieuwe versnellingsbak betreft. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord rijdbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.