repliceerde
Nederlands
Woordafbreking
- re·pli·ceer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
repliceren |
repliceerde
- enkelvoud verleden tijd van repliceren
- Ik repliceerde.
- Jij repliceerde.
- Hij, zij, het repliceerde.
- Ik repliceerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.