repliceer
Nederlands
Woordafbreking
- re·pli·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
repliceren |
repliceer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
- Ik repliceer.
- gebiedende wijs van repliceren
- Repliceer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
- Repliceer je?
Gangbaarheid
- Het woord repliceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.