repliceer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·pli·ceer

Werkwoord

vervoeging van
repliceren

repliceer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
    • Ik repliceer. 
  2. gebiedende wijs van repliceren
    • Repliceer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van repliceren
    • Repliceer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord repliceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.