reinigt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reiĀ·nigt

Werkwoord

vervoeging van
reinigen

reinigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reinigen
    • Jij reinigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reinigen
    • Hij reinigt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van reinigen
    • Reinigt! 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.