ratificeer
Nederlands
Woordafbreking
- ra·ti·fi·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ratificeren |
ratificeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
- Ik ratificeer.
- gebiedende wijs van ratificeren
- Ratificeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
- Ratificeer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.