racen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  racen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'resən/
Woordafbreking
  • ra·cen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
racen
racete
geracet
zwak -t volledig

Werkwoord

racen

  1. inergatief aan een snelheidswedstrijd deelnemen
    • Morgen gaan ze weer racen in Zandvoort. 
  1. inergatief haasten
    • Ik ben te laat, waardoor ik nu moet racen! 

Gangbaarheid

  • Het woord racen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.