puffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puffen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpʏfə(n)/
Woordafbreking
  • puf·fen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
puffen
pufte
gepuft
zwak -t volledig

Werkwoord

puffen

  1. inergatief bij herhaling een kleine hoeveelheid gas uitstoten
    1. (bij mensen) lucht uitblazen wegens benauwdheid
    2. (bij mensen) stotend ademhalen tijdens het bevallen van een kind of als onderdeel van zwangerschapsgymnastiek
    3. (bij mensen) rook uitblazen bij het roken van tabak
    4. (bij mensen) een inhalator gebruiken
    5. (bij voertuigen en apparaten met motoren en stoommachines) met een regelmatig geluid uitlaatgassen uitstoten
  2. overgankelijk (verouderd) zich niks aantrekken van, trotseren

Zelfstandig naamwoord

puffen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord puf

Gangbaarheid

  • Het woord puffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

puffen

  1. lucht uitblazen van benauwdheid

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.