puffen
Nederlands
Woordafbreking
- puf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘blazen’ voor het eerst aangetroffen in 1481 [1]
- ww: van Middelnederlands puffen, klanknabootsing [2]
- zn: puf met de uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
puffen |
pufte |
gepuft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
puffen
- inergatief bij herhaling een kleine hoeveelheid gas uitstoten
- (bij mensen) lucht uitblazen wegens benauwdheid
- (bij mensen) stotend ademhalen tijdens het bevallen van een kind of als onderdeel van zwangerschapsgymnastiek
- (bij mensen) rook uitblazen bij het roken van tabak
- (bij mensen) een inhalator gebruiken
- (bij voertuigen en apparaten met motoren en stoommachines) met een regelmatig geluid uitlaatgassen uitstoten
- overgankelijk (verouderd) zich niks aantrekken van, trotseren
Gangbaarheid
- Het woord puffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'puffen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Middelnederlands
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
puffen
- lucht uitblazen van benauwdheid
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.